Eric De Clerck over de mooiste natuur van Lievegem
Niemand heeft een gids nodig om te zien dat de Vallei van de Oude Kale misschien wel het allermooiste stukje van heel Lievegem is, maar toch is het fijn dat Eric de Clerck vandaag naast me loopt vanaf de parkeerplaats voor de begraafplaats van Vinderhoute.
Beeld en tekst: Bas van Oort
Het is een schitterende herfstdag, zo een die fris begint met dauw op de velden, maar als eenmaal de zon doorkomt je met gemak zonder jas de dag doorkomt. ‘Nu is de parkeerplaats leeg hier’, zegt De Clerck, ‘maar op een mooie weekenddag in het voorjaar of in de zomervakantie staat het hier vol met auto’s van wandelaars.’ Om maar aan te geven, de Oude Kale is het neusje van de zalm als het gaat om Lievegemse natuur.
Die heb je op een doordeweekse herfstdag – hoe prachtig ook – nagenoeg voor jezelf. Dus lopen we in alle rust langs de Van Vlaenderensmolen. Voor polderbegrippen torent die hoog boven het landschap uit, en als we bovenop de witte, stenen molen hadden kunnen staan dan hadden we prachtig zicht gehad op de vallei waar we straks doorheen lopen.
‘Op deze plek staat al eeuwen een molen’, vertelt mijn gids voor vandaag. ‘En sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw is de huidige molen beschermd dorpsgezicht. Een icoon voor Vinderhoute en Lievegem. En een prachtige toegangspoort tot de natuur.’
De Clerck is geen bioloog, hij werkte in de marketing in de elektrotechnische wereld. Dat lijkt ver weg te staan van de natuur in Lievegem maar toen zijn zoon – zeer natuurminded – zijn plek in de milieuraad van Lovendegem moest opzeggen omdat hij naar buiten de gemeente verhuisde, besloot vader De Clerck de zetel over te nemen. Sindsdien is hij begaan met alles wat Lievegem groen en fris houdt. Hij kent de geschiedenis van de streek, dat de Lieve al ruim zevenhonderd jaar oud is en daarmee een van de oudste stromen van Europa. Hij legt uit dat de vallei die beroemde S-vorm heeft, de Kalebeek kronkelt en draait. Ook dat was vroeger wel anders, toen was het een langgerekte stroom die liep van Tielt tot aan de Schelde. Maar hier, waar wij nu lopen, helemaal in het zuiden van het Meetjesland en aan de rand van Lievegem, stroomt de beek nog zoals het ooit was. Slingerend tussen de knotwilgen en broekbossen. ‘En het is natuur in ontwikkeling’, legt De Clerck uit. ‘Zo stond hier ooit een bos populieren, maar dat is weggehaald. Nu vind je hier een stuk met hoger gras, uitstekend voor de biodiversiteit. En kijk, waar we zo op de Kouter wandelen is hoger gelegen landbouwgrond. Je ziet dat het heel lichtjes afloopt, dus dat het polderlandschap in dit deel van Lievegem zo vlak is als een biljartlaken, dat kan ook naar het rijk der fabelen verwezen worden.’
Landschap vol knotwilgen
We steken zo het land door, en dat heeft een reden. De stroom van het water volgen gaat niet, ter bescherming van de oevers is dat verboden terrein. Dat lijkt streng, maar zorgt er wel voor dat de beek haar schoonheid kan behouden, en dat je er van iets meer afstand van kunt blijven genieten. ‘Ook de wilgen zijn beschermd’, legt De Clerck uit. ‘Die dienen voor de waterhuishouding. En inmiddels wonen er ook steenuilen in de bomen.’ Hij wijst naar de dreef, waar de wilgen elkaar stuk voor stuk opvolgen. De Clerck: ‘Het zijn er zeker duizend’.
Hoe dit landschap zo is ontstaan? Met die hoogteverschillen? ‘Ik weet het niet helemaal precies’, lacht mijn gids voorzichtig, ‘want ik was er uiteraard niet bij. Maar het moet uitgesleten zijn in de ijstijd. En zo’n vierduizend jaar geleden begonnen mensen zich te settelen op de hoger gelegen plaatsen. Toen al zag men dat de weilanden onderliepen bij hoog water, en de kouters met de gewassen niet.’
En zo zijn er meer wijsheden. Waarom je een wilg moet knotten bijvoorbeeld, omdat zo’n boom anders openscheurt onder het gewicht van haar eigen takken. Dat de Oude Kale Vallei een soort natuurlijke tijdmachine is, omdat de beek hier nog meandert zoals ze dat in de Middeleeuwen al deed. En dat dit stukje natuur uniek is voor Vlaanderen, met al die lintbebouwing. ‘Zo dichtbij dichtbevolkt gebied en zie nu eens, als je om je heen kijkt is de horizon helemaal leeg’, verzucht De Clerck. ‘Dit is natuur om te koesteren.’
Watervogelparadijs
Dat koesteren gebeurt. Natuurpunt, de Vlaamse natuurbehoudsvereniging, zorgt goed voor de vallei. Daardoor is er meer dan genoeg leven. Bloemen, planten, bomen, insecten, vogels, noem het maar op en alles komt tot bloei en wasdom in een prachtig landschap. Voor de mens is het niet anders. De wandelroutes laten het mooiste van de omgeving zien. De rust die je er treft is weldadig, zeker op zo’n prachtige herfstdag als vandaag.
Als onze wandeling er bijna op zit en we de herkenbare witte molen weer zien opdoemen, wenkt De Clerck me nog even. ‘Heb je nog tijd voor een kleine omleiding? Hier verderop is nog een prachtig stukje natuur te vinden, de Molenmeers. Als je wil, dan lopen we er zo heen.’
Dus slaan we niet veel later een paadje in aan de kant van de weg, zo een die je maar net moet weten te vinden, en zie ik een oude zandwinningsput voor mijn neus opdoemen. ‘Hier zijn twee wateren te vinden’, legt De Clerck uit. ‘Want naast de Molenmeers heb je ook nog de Zuurhoek. Allebei een zandwinningsplas waar het tegenwoordig een paradijs is voor alles wat vliegt. Er is een vogelkijkhut om ongestoord de watervogels te kunnen bewonderen, en tussen die twee plassen stroomt opnieuw de Oude Kale.’
We lopen tot we niet meer verder kunnen. Als we toch door zouden gaan, stuiten we vanzelf op het Schipdonkkanaal. Maar we hoeven ook niet verder. Eén ochtend in de beroemdste vallei van Lievegem is genoeg om te zien hoe belangrijk de natuur hier is. En één wandeling genoeg om er vaker terug te willen keren. Om te wandelen, of fietsen, slingerend door het landschap net zoals het water dat er al eeuwen stroomt.